Ze schreef brieven als encyclieken, maakte eigenhandig een tijdschrift en trok met krijgsbanier ten strijde. Oma was roomser dan de paus. Eén vermaning ijlde bij mij lang na.
title | My grandmother and me – a reconciliation
year | 2013
2 photographs
1 essay in Trouw / Letter & Geest, 9 maart 2013
exhibited | Oude Kerk Amsterdam (Rietveld in de Oude Kerk, februari 2013)
photographer: Jörgen Caris
Onderstaande krantenfoto kwam mij onder ogen na het overlijden van mijn oma. Ik heb de foto – sterk uitvergroot – getoond tijdens de expositie Beyond Babylon in de Oude Kerk in Amsterdam, naast bovenstaande foto. Daarna heb ik naar aanleiding van beide foto’s een essay geschreven (zie onder). Dit stond in de krant in de dagen dat paus Benedictus XVI als eerste paus sinds de Middeleeuwen voortijdig was teruggetreden, en er nog geen nieuwe paus gekozen was.
Den Haag, 1985. Fotograaf: onbekend. klik op de afbeelding voor een uitvergroting
Amsterdam, 2013. Fotograaf: Jörgen Caris. klik op de afbeelding voor een uitvergroting
De paus, mijn oma en ik
Afgelopen najaar is mijn oma overleden, op 93-jarige leeftijd. Deze vergeelde foto uit een krant bleek naast haar bed te hangen, in een kartonnen passe-partout vol vrome tekeningetjes die ik als kind voor haar getekend heb. Kruizen en kaarsen, een stralend hart, een figuurtje dat waarschijnlijk een priester moet voorstellen, en een witte auto met verhoogde achterkant: de pausmobiel. Toen ik die tekeningen maakte, vond ik alles wat met Jezus, kerk en paus te maken had ontzagwekkend en prachtig. Mijn ouders hebben mij nooit naar de kerk hoeven sleuren, ik ging vrijwillig mee. Ik heb kennelijk een groot religieus gen. Ik heb het van geen vreemden.
Wat doet mijn oma op die foto, met dat vaandel? Ze gaat de straat op met een klapstoel en een door haar zelf vervaardigd, licht wapperend ‘Heilig Hart’, om paus Johannes Paulus II te verwelkomen in haar woonplaats Den Haag. Hij was in mei 1985 vier dagen in Nederland en hij logeerde ook nog eens bij haar om de hoek. Ongetwijfeld geen toeval, in haar ogen.
Oma heeft de krant gehaald, waarschijnlijk omdat er in die dagen in Nederland vooral protest was tégen de paus. Het was één van de meest tumultueuze reizen die de Poolse paus gedurende zijn lange pontificaat gemaakt heeft, om niet te zeggen de rampzaligste. Hij werd bespot (popie jopie!) en uitgefloten, zelfs door leden van zijn eigen kerk. In bisschopsstad Den Bosch bleef het langs de afgezette route opmerkelijk leeg, in Utrecht waren er rellen, inclusief arrestaties en gewonden. En op het Malieveld in Den Haag, óók bij mijn oma om de hoek, vond aan de vooravond van het pausbezoek een manifestatie plaats voor kritische, vernieuwingsgezinde katholieken. Daar was de opkomst met ruim 10.000 mensen wél massaal. De Acht Mei Beweging werd geboren. De paus deed hard zijn best om deze fenomenen te negeren, alsof ze niets met hem of zijn kerk te maken hadden. Wel gaf hij volgens De Telegraaf een ‘waarschuwing aan het moeilijke Nederland’.
Mijn oma’s solitaire activisme getuigt van moed. Een dame van halverwege de zestig, die in haar eentje ten strijde trekt, tegen de stroom in, niet van zins om haar geloofsovertuiging te verbergen – in tegendeel. Ze draagt geen vlag, maar een banier: een vaandel waaronder krijgslieden zich scharen.
Hier en daar zal ze een meewarig glimlachje hebben geoogst, maar instemming zal ver te zoeken zijn geweest. De foto ademt vooral ook onverschilligheid: niemand die zelfs maar kijkt naar haar banier (behalve de fotograaf dan). De desinteresse is trouwens wederzijds: oma is ook niet met de omstanders bezig. Zij had maar één doel: een goed plekje vinden. De paus zien.
*
Oma schreef felle, belerende brieven. Eén van haar schoondochters, protestants theologe, moest het ontgelden vanwege haar oecumenische interesses. Zij kreeg onder andere een reprimande omdat ze zich inliet met de voorbereiding op de Eerste Heilige communie van haar eigen dochters. De rokjes van die meisjes werden bovendien steevast te kort bevonden (“Kleed je zedig als je gered wilt worden!”). Wat oma aan haar kinderen en kleinkinderen verder allemaal verkondigde, weet ik nog niet half. Zelf ontving ik kort na het jubeljaar 2000, waar oma met de paus jarenlang vol verwachting naartoe had geleefd, een brief waarin ze mij te verstaan gaf dat als ik homoseksueel zou zijn, ik na mijn dood zou branden in de hel. ‘De Bijbel is geen fabeltje!’, schreef ze erbij.
Terwijl ik dit opschrijf, betrap ik mezelf erop dat ik het moeilijk vind om haar woorden onverdund weer te geven. Niet omdat ik me ze niet precies herinner, dit soort dingen worden om met Douwe Draaisma te spreken in ons geheugen geschreven met onuitwisbare inkt. Nee, omdat ik uit een soort piëteit geneigd ben haar boodschap postuum te verzachten. Terwijl ze daar zelf denk ik helemaal niet op zou zitten wachten. De waarheid is nou eenmaal de waarheid, daar moet je niet aan rommelen als ze je niet zint.
*
Oma gaf de laatste dertig jaar van haar leven een blad uit, dat ze geheel zelf samenstelde en maakte (met taalkundige en logistieke hulp van opa). De kopij bestond hoofdzakelijk uit vertaalde boodschappen van zieners en zieneressen uit heel Europa, en uit vertaalde passages uit de Osservatore Romano, de spreekbuis van het Vaticaan. Ze had een trouw abonneebestand van zo’n tweehonderd adressen.
Pausen zijn op de dichtbedrukte pagina’s de meest afgebeelde en geciteerde levende personen. Naast religieuze prenten en beeltenissen is vooral paus Johannes Paulus II sterk vertegenwoordigd. Wat was zijn betekenis voor haar?
Als vanzelfsprekend was er voor mijn oma maar één waar geloof en één ware kerk. Andere religies kwamen in haar blad wel vaak ter sprake, maar dan altijd in de veronderstelling dat deze zich dienden te verenigen onder de bezielende leiding van ‘de plaatsbekleder van Christus op aarde’, ongeveer zoals tijdens de ontmoeting met geestelijke leiders die de paus in 1986 organiseerde in Assisi. Ze sprak consequent van ‘Joden en Muzelmannen (moslims)’ die elkaar moesten ontmoeten, omdat ze allen de ‘enige, levende God’ aanbidden, de God van Abraham. Protestanten ben ik in haar geschriften nog niet tegengekomen.
In alles zag ze de voltooiing van Gods heilsplan, zijn actieve bemoeienis met de geschiedenis. Bijvoorbeeld in de aankondiging van rampen (‘Aanstaande natuurramp in de USA’), die ‘een straf’ zullen zijn. Ze citeerde de paus, maar in combinatie met de vele waarschuwende onheilsprofetieën die Maria en ook Jezus zelf in de mond worden gelegd, klonken de woorden van de paus vaak uitgesproken mild.
Ik probeerde haar blad vaak wel te lezen, maar ik kwam nooit verder dan een paar alinea’s, omdat de boodschap altijd hetzelfde was, en de toon altijd even duister. De mensen moesten eindelijk gaan begrijpen dat ze in een wereld leefden die in de ban was van de Satan. En als we ons nu in gebed zouden bekeren, zou het nog net niet te laat zijn. “Breng al de aan u toevertrouwde schapen terug op de weg van mijn Meester door de ware leer te verkondigen en hen niet langer af te voeren naar de ondergang!”
De strijd van mijn oma was bij voorbaat verloren. Ze had tweehonderd abonnees, maar groei zat er niet in. Ze liet haar blad altijd in veel hogere oplages drukken, maar de extra voorraad raakte ze nooit kwijt. Nu wordt er van elk exemplaar eentje bewaard in het Meertens Instituut. Haar ziel en zaligheid, werken en sjouwen, bedoeld om ons allemaal wakker te schudden, eindigt in een respectabel archief als een volksdevotionele rariteit.
*
Na die bewuste brief heb ik mijn oma eerst een tijd niet meer willen zien of spreken. Een paar jaar later ben ik weer voor het eerst bij haar langs geweest. Ik werd allerhartelijkst door mijn toen hoogbejaarde grootouders ontvangen, ik moest en zou blijven eten. We praatten over van alles, de kliffen van geloof en liefde zorgvuldig mijdend. Dat ging best, er was tijd overheen gegaan. En tenslotte was ze óók een eigenzinnig en geestig mens. We praatten over de kunstacademie, waar ze voor de oorlog op had gezeten, maar die ze nooit had afgemaakt. Die dag voelde ongeveer zoals die interreligieuze bijeenkomst in Assisi, beschreven in haar blad. De paus, de Aartsbisschop van Canterbury, een Russische Metropoliet en de Dalai Lama zaten in een auto op weg naar de basiliek van Franciscus. “Zij spraken niet over religie, ze waren gewoonweg blij samen te zijn.”
Mijn vader was de laatste jaren geneigd om zijn moeders oordelen en onheilsprofetieën uit te leggen als angst-gedreven. Oma zou bang zijn geweest om zelf in het vagevuur te belanden, omdat ze niet genoeg gedaan zou hebben om haar kinderen en kleinkinderen op het rechte pad te houden, of terug te brengen.
Ook de priester die haar uitvaart leidde, op een waardige manier voor zowel de overledene als de in overgrote meerderheid onkerkelijke nabestaanden, zei in zijn overdenking dat oma ‘angstig’ met de wereld en het geloof bezig was, ‘soms wat al te angstig’. Hij schreef dit vooral toe aan de invloed van de Tweede Wereldoorlog en de Koude oorlog die erop volgde.
Daar zit denk ik zeker een kern van waarheid in. En toch denk ik sinds enige tijd anders over onze spraakverwarring. Stel, ik zou hetzelfde geloven als mijn oma. Zou het dan niet uitermate kwalijk zijn als ik ‘de aan mij toevertrouwde schapen’ de heilsboodschap zou onthouden? Om haar blad nog maar eens te citeren, woorden die volgens de enige redacteur rechtstreeks van Maria komen: “Hoe zou een Moeder die zoveel van haar kinderen houdt, hen niet waarschuwen tegen het gevaar dat hen wacht?”
Ik zal haar levensvisie nooit delen, net zo min als die van de paus. En ook kan ik me niet aan de gedachte onttrekken dat oma een fijner leven zou hebben gehad als kerk en kerkvorst voor haar een andere rol hadden gespeeld. En toch: kan ik het haar kwalijk nemen dat ze stond voor haar geloof? Valt het de paus – de Poolse, de pensioengerechtigde of de nieuwe – aan te rekenen dat hij katholiek is?
De bijbel is geen fabeltje. Dat ben ik wel met haar eens; hij laat me niet koud, hij heeft me deels gevormd. Ik lees hem als een bron van verhalen en beelden over wie wij zijn. Van de rooms-katholieke kerk is voor mij juist weinig over buiten het fabelachtige, rijkelijk aanwezig in tijden van blikseminslagen, een paus in een helikopter en wachten op witte rook. Ik zet er graag de tv voor aan. Je hoeft geen monarchist te zijn om van het koningshuis te genieten.
De volkomen areligieuze kunstacademie waar ik aan studeer, organiseert elk jaar een expositie in de oudste kerk van Amsterdam. Dit jaar luidde het bijbelse thema: Beyond babylon, Babylon voorbij. Allerlei werken verwezen naar religie, er werd over kunst en God gediscussieerd in het eeuwenoude priesterkoor en zelfs gepreekt.
Ik had er met mijn oma nooit over kunnen praten. Maar dat hoeft ook niet meer. Nu we aan woorden voorbij zijn, rest alleen het beeld, dat iconische beeld van de roepende in de woestijn, met haar zelfgemaakte banier.
Trouw, Letter & Geest, 9-3-2013 © Marc van Dijk