recensie filosofie – Als filosofiestudent hield Daniel Klein een schriftje bij waarin hij filosofische citaten noteerde die hem troffen. Nu kijkt hij op die wijsheden terug met de levenservaring van een oude man.
Daniel Klein: ‘Steeds als ik de zin van het leven te pakken heb, komen ze met iets nieuws’. Vertaling: Arian Verheij. Uitgeverij: Athenaeum–Polak & Van Gennep ; 192 pagina’s; € 14,99
De schrijver: Daniel Klein (VS, 1939) studeerde filosofie in Harvard. Daarna werkte hij onder meer voor de Amerikaanse televisie en schreef hij teksten voor komieken. Hij begon daarnaast romans en detectives te schrijven, maar ook filosofische boeken. Zijn bekendste werk is ‘Plato and a Platypus Walk into a Bar. Understanding Philosophy through Jokes’ (2006), dat hij schreef samen met zijn studievriend Thom Cathcart. Het is in het Nederlands vertaald als ‘Plato en kornuiten. De filosofie in honderd-en-een grappen’ (2008).
Zijn zoektocht: Als gretige filosofiestudent hield Daniel Klein een schriftje bij getiteld ‘Kortom’, waarin hij filosofische citaten noteerde die hem troffen. Hij schreef er steeds een paar korte persoonlijke aantekeningen bij. Toen hij halverwege de dertig was, legde hij het schriftje terzijde omdat hij het opeens ‘naïef en zinloos’ vond; hij ‘was er klaar mee’.
Recentelijk, inmiddels halverwege de zeventig, vond hij het schriftje terug en raakte hij opnieuw geboeid door de inzichten van de grote denkers. Zijn eigen blik als jongeling komt hem vaak vertrouwd voor, maar af en toe is hij ook verrast door de veranderingen die zijn levenservaring op zijn denken gehad heeft.
Dit boekje is het resultaat van dit proces van voortschrijdend inzicht. Het bestaat uit de belangrijkste citaten uit het oude schriftje, aangevuld met citaten van filosofen en schrijvers die Klein de laatste jaren pas tegenkwam (want gretig is hij nog steeds). De schrijver becommentarieert zijn selectie, citeert zichzelf als nieuwsgierige jongeling en trekt conclusies vanuit het heden, als een door ervaren geluk, schade en schande wijzer geworden oude man. Een mooie rode draad die de citaten verbindt.
Zijn conclusie: Klein komt ten aanzien van veel van de ideeën die hij verzamelt tot de conclusie dat hij ze zelf niet, niet geheel of geheel niet kan verwezenlijken. Zo ziet hij zichzelf tekortschieten als hedonist omdat hij te lui en inmiddels te oud is om constant zijn lijfelijke genoegens na te jagen. Maar ook omdat hij simpelweg te veel piekert, of filosofeert, om altijd in het hier en nu te leven. Als rationalist en positivist schiet hij tekort doordat hij steeds blijft hopen dat hij stiekem toch een glimp van een goddelijk plan of wezen zal opvangen. Als existentialist voelt hij zich te min doordat hij het idee krijgt dat de ‘gewone dingen’ in het leven, waar hij steeds meer aan hecht, niet groots en meeslepend genoeg zijn voor een echt imposant levenskunstwerk.
Mooiste zin: “Je moet wat je hebt niet bederven door te verlangen naar wat je niet hebt. Bedenk wel, wat je nu hebt was ooit iets waar je op hoopte.”
Dit citaat van Epicurus is maar één van de talrijke bekende en minder bekende pareltjes die Klein uit de geschiedenis van de filosofie opdiept. Alleen al als verzameling kernachtige diepzinnige citaten is het boekje de moeite waard.
Onbegrijpelijkste zin: Heb ik niet kunnen ontdekken. Leest als een trein.
Reden om dit boek niet te lezen: De schrijver weet wat humor is en maakt daar bij vlagen vaardig gebruik van. Alleen heeft hij naar mijn smaak net iets te vaak de neiging om uit te leggen waarom iets wel of niet grappig is. Een beetje humorist weet toch dat een grap elke kracht verliest als je hem uitlegt? Misschien hangt dit probleem samen met subtiele verschillen tussen het origineel en de vertaling, waar verder trouwens niets op aan te merken is.
Reden om dit boek wel te lezen: Zoals gezegd ziet de auteur zichzelf nogal eens tekortschieten, maar nooit vindt hij zichzelf zielig. Hij schept er juist een bijna satanisch genoegen in om zichzelf en zijn hoge idealen te fileren en daarmee ook de filosoof bij wie hij die (deels) onwerkbaar gebleken ideeën opdeed een tikje uit te delen.
De auteur relativeert al doende niet alleen zichzelf, maar ook de zwaarwichtigheid en pretentie van zijn leermeesters. Tegelijkertijd blijft hij ze ook bewonderen om hun inventiviteit en denkkracht en blijft hij zelf met aanstekelijk enthousiasme zoeken naar zin. Een knap en verrassend eerlijk boekje dat de lezer langs grote ideeën voert die klein genoeg worden gemaakt om ze te kunnen hanteren.
Trouw, 02-09-’15 © Marc van Dijk