recensie filosofie – Het prettige van dit boek is dat het weliswaar één duidelijk thema heeft, maar zestien verschillende benaderingen.
Sybrandt van Keulen (red.): ‘Hoe kunst en filosofie werken’. Uitgeverij: Boom. ISBN: 9789461053329; 304 pagina’s, € 29,90
De schrijvers: Kunsthistorici, literatuurwetenschappers, filosofen, onderzoekers die zich begeven op de grensvlakken van deze vakgebieden, en zelfs een kunstenaar die vorig jaar op zijn eigen werk promoveerde (WJM Kok).
Hun thema: Hegel schreef in zijn ‘Inleiding tot de esthetica’ (1831) dat ‘de reflectie de schone kunst heeft overvleugeld.’ Hij bedoelde dat de kunst meer theorie nodig had om meer met een eigen stem te kunnen spreken. Dus hij voegde er nog een flinke dosis reflectie aan toe.
Anderhalve eeuw later hadden modernisme en conceptualisme het aanzien van de kunst voorgoed veranderd, en constateerde de vorig jaar overleden Amerikaanse filosoof en criticus Arthur C. Danto met gemengde gevoelens: ‘Kunst is filosofie geworden.’
Ergens tussen deze uitspraken bewegen zich de auteurs van deze bundel. Inleider en samensteller Sybrandt van Keulen ziet net als Danto dat kunstenaars soms bijna niet meer van filosofen, of wetenschappers in bredere zin, te onderscheiden zijn. ‘Hun specifieke kennis van zaken gold voorheen als object van wetenschappelijk onderzoek, terwijl de kunstenaar van nu met zijn of haar praktijk ook als subject aan kritisch onderzoek doet of deelneemt – al dan niet onder de noemer van artistic research.’
Aan de andere kant ziet hij ook het risico van de kunstenaar die aan het filosoferen slaat. ‘Het filosoferende genie kan echter ook door al die zelfreflectie de aandrang krijgen om haar praktische bezigheden in te wisselen voor theoretische activiteiten. Dan zijn we gewoon terug bij af: de reflectie heeft de kunst wederom overvleugeld. Hoe verstrengeld denken en doen, theorie en praktijk ook zijn, artistieke en filosofische praktijken zijn en blijven verschillend.’
Hun focus: De titel ‘Hoe kunst en filosofie werken’ dekt de lading niet precies (het is geen cursusboek), beter was geweest: ‘Hoe kunst en filosofie op elkaar inwerken’. Zoals Van Keulen schrijft: ‘De teksten laten zich het best lezen als gedachte-experimenten waarin kunst en filosofie zich kritisch en creatief tot elkaar verhouden.’
Mooiste zin: ‘Er bestaat immers zoiets als kunst, omdat er iets aan het leven is dat eeuwig onleefbaar blijft, onverzoenbaar met het leven zoals het “normaal” wordt geleefd.’
Deze zin komt uit een schitterend essay van de Vlaamse filosoof Frank Vande Veire, waarin hij kunstopvattingen destilleert uit Kafka’s verhaal ‘Josefine, die Sängerin oder das Volk der Mäuse’. Het verhaal zelf is al meesterlijk – de lezer wordt meegenomen in een muizenwereld, met een muis als verteller. In deze wereld draait alles om overleven, en is de wonderlijk piepende muis Josefine, die zichzelf als zangeres en kunstenaar onbegrepen voelt, een bijna niet te plaatsen uitzondering. Vande Veire voegt er een extra dimensie aan toe door even scherp als fijnzinnig Kafka’s verzwegen premissen bloot te leggen over Josefine’s ‘onintegreerbare gift’ aan de gemeenschap, die zonder haar een ‘troosteloze overlevingsmachine zou zijn waarin alleen praktische sluwheid telt.’
Onbegrijpelijke zin: Daar zijn er helaas best veel van. Nou ja, onbegrijpelijk; onhelder, vaag. Helaas zijn niet alle essays even meeslepend als dat van Frank vande Veire.
Reden om dit boek niet te lezen: Af en toe vraag je je af wat precies de relevantie is van de vragen waarop de auteurs met veel geduld ingaan. Zoals: waarom zijn er verschillende kunsten? Ja, zo kunnen we nog wel even doorgaan.
Verder is het toch een beetje jammer dat er zo weinig kunstenaars zelf een bijdrage leveren. Benoît Hermans en WJM Kok zijn de enige dappere uitzonderingen, maar in het geval van de laatste krijg je in zijn op zichzelf lezenswaardige tekst niets mee van zijn eigen praktijk als kunstenaar.
Reden om dit boek wel te lezen: Het prettige van dit boek is dat het weliswaar één duidelijk thema heeft, maar zestien verschillende benaderingen. Het leidt ertoe dat sommige begrippen, zoals de rol van affecten en het zintuiglijke, in het ene hoofdstuk totaal anders worden geduid dan in het andere. Dat is prikkelend.
En wat betreft die ondervertegenwoordiging van schrijvende kunstenaars: uiteindelijk zijn de werelden van kunst en filosofie weliswaar met elkaar verknoopt, maar de werkwijze van kunstenaars blijft toch wezenlijk anders dan die van theoretici, waardoor de laatsten zich in een bundel als deze altijd meer thuis zullen voelen. Zoals de schilder Barnett Newman grootsprakig maar schrander zei: ‘Esthetica is voor kunstenaars wat ornithologie is voor vogels.’
Trouw, 03-09-14 © Marc van Dijk