De lente is begonnen: tijd voor de grote schoonmaak. Bij het begin van een vorige lente vroeg ik aan de filosofen René Gude en Paul van Tongeren of het mogelijk is om naast je huis ook je hoofd op te ruimen. Want wat heb je aan een opgeruimd huis als je kampt met rommelige gedachtegangen? En als je al iets kan weggooien, kan je daarna dan ook iets nieuws je hoofd in krijgen?
René Gude, zelf geen opgeruimd type, haalt juist daarom eens in de zoveel tijd grondig de bezem door zijn huis: ,,Het is mogelijk om je hoofd op te ruimen. Het is een bewerkelijke exercitie met groot gevaar voor meer rommel, maar er is een kleine kans op verbetering. Dat vind ik onweerstaanbaar.
“Wij leven uit gewoonte. David Hume noemt gewoontes ‘de grote gids van het menselijk leven’. Je moet er niet aan denken dat al je dagelijkse handelingen ‘bewuste keuzes’ zouden zijn. Je zou je bed niet uitkomen. Je moet je gewoontes niet willen vervangen door bewuste aandacht, je moet af en toe aandachtig naar je gewoontes kijken.
“Als je inziet dat er een verkeerd idee aan je alledaagse gedrag ten grondslag ligt, dan ben je er nog lang niet. Je kunt vervolgens proberen om je idee van smetten te zuiveren en dat als vertrekpunt te nemen voor je toekomstige gedrag. Iets beters, iets frissers, dat je met de nodige discipline gaat toepassen. Het is een enorme klus, weinig sensationeel, maar het is denkbaar dat je vooruitgang boekt.”
Paul van Tongeren: ,,De filosofie kent geen vooruitgang. Filosofen denken al meer dan tweeduizend jaar over dezelfde dingen en eeuwenoude teksten lezen we nog altijd. Ik zou niet weten in welk opzicht we nu ‘verder’ zijn dan Plato. Alles wat wij doen is steeds opnieuw proberen ook zelf te denken wat een ander al gedacht heeft. Als er al vernieuwing mogelijk is, dan zeker niet door opnieuw te beginnen met een schone lei, of een opgeruimde kamer.
“Wij kunnen sowieso nooit opnieuw beginnen. Voordat wij ons eerste woordje uitspreken, zijn er al zoveel woorden tegen ons gezegd, dat we onmogelijk nog origineel kunnen zijn. We brabbelen anderen na, en dat blijft zo. Wij kunnen uitsluitend spreken bij de gratie van een gesprek dat al gaande is, en waarin wij ons invoegen.”
Gude: ,,Er is vooruitgang dóór filosofie. Filosofie, reflectie op het gewone leven, is een onmisbare schakel in het veranderen van je gewoontes. Descartes beschrijft in zijn ‘Meditaties’ hoe hij de enorme hoeveelheid ideeën, idealen, grondwaarheden en definities overziet die hij in zijn leven heeft opgedaan, deels uit eigen ervaring, deels van anderen gehoord. Vervolgens gaat hij heel analytisch naar dat amalgaam kijken en bepaalt hij wat hem van zijn eigen verzinsels de beste lijken en wat hij zich van al het geleende eigen wil maken. De rest heeft hij niet meer nodig.
“Descartes’ grote schoonmaak duurt een week. Hij geeft in zijn ‘Meditaties’ concrete aanwijzingen over het te gebruiken poetsmiddel: de twijfel. En hij waarschuwt ernstig voor de risico’s die zo’n operatie met zich meebrengt. Wie al zijn beproefde gewoontes in twijfel trekt, raakt makkelijk de draad kwijt.
“Het eerste gevaar is dat je bepaalde ideeën ten onrechte overboord zet. Het volgende is dat je nieuwe ideeën alleen maar slechter zijn. En ten slotte: als je na een hoop opruimwerk eindelijk een betere koers gaat varen, dan maak je je haast onvermijdelijk los uit vertrouwde netwerken. Was dat wel je bedoeling? Nadenken over het leven is een hachelijk avontuur.”
Van Tongeren: ,,Descartes heet een kampioen van de nieuwheid te zijn, en houdt inderdaad zeer van opruimen. Maar tegelijkertijd is hij extreem behoudzuchtig. In de systematische denkmethode die hij ontwikkelde, is de eerste regel: ‘Altijd zelf denken, nooit iets aannemen omdat anderen het zeggen.’ Maar de eerste van de gedragsregels die hij daar in het volgende hoofdstuk aan toevoegt luidt: ‘Gedraag je altijd overeenkomstig de gewoontes van je omgeving.’
“Dat is een enorm contrast, maar geen tegenspraak. Je kunt alleen maar in de buurt komen van iets nieuws, als je een heleboel oude dingen vasthoudt. Op het moment dat je alles weg zou gooien, heb je geen kader meer om in te denken.
“Vernieuwers zijn vaak extreem parasitair. Ze kunnen hun eigen gedachten alleen maar ontwikkelen in de daad van het weggooien zelf. Ze parasiteren op datgene wat ze achter zich willen laten. Dat zie je heel sterk in het werk van Heidegger en Derrida.
“Ik heb dat ooit tegen Derrida persoonlijk gezegd, in een discussie over zijn Nietzsche-interpretatie: ‘Uw denken over Nietzsche is extreem parasitair. Want u kunt alleen maar zeggen wat u zegt dankzij datgene wat u bekritiseert.’ Hij antwoordde: ‘Dat is een perfecte verwoording van wat ik doe. Ik ben een parasiet.’
“Heidegger noemt het ‘deconstructie’. Dat is geen destructie van de geschiedenis, maar het op een nieuwe manier lezen van de geschiedenis, om daar iets uit tevoorschijn te laten komen. Vernieuwing is een omgang met het verleden. Mensen die denken dat ze alles weg kunnen of moeten gooien om dan zelf te kunnen gaan denken, gaan daar ten onrechte aan voorbij.”
Gude: ,,Vernieuwing is een totaal oninteressante categorie, het gaat om verbetering. Als een oude schemerlamp jou Verlichting biedt, dan moet je hem vooral van zolder halen. Descartes – en ook Kant in zijn monumentale schoonmaakhandboek ‘Kritiek van de zuivere rede’ – zijn professionele interieurverzorgers die ons een gamma aan mogelijkheden voorhouden.
“Je hoeft de dingen die je door anderen zijn wijsgemaakt niet te verwerpen en je hoeft jezelf ook niet voortdurend te wantrouwen. Maar het is wel goed om je inzichten één keer per jaar te heroverwegen en bewust te besluiten om ze te houden of weg te doen.”
Van Tongeren: ,,De kunst is om te aanvaarden dat je nu eenmaal een huis, een hoofd, een leven vol rommel hebt. En dat je in de herordening van die rommel creativiteit of authenticiteit kunt bereiken, maar nooit buiten die rommel om.”
René Gude is directeur van de Internationale School voor Wijsbegeerte te Leusden
Paul van Tongeren is hoogleraar wijsgerige ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen
Trouw, 18-03-09 © Marc van Dijk