Daniel Dennett (1942-2024) bestreed God, maar zong ook met overgave kerstliedjes. De Amerikaanse filosoof wilde alles begrijpen en geloofde dat dit de houding is die de wereld nu harder nodig heeft dan ooit. Ik interviewde hem in 2018 voor Trouw.
In de lobby van zijn Nijmeegse hotel zit Daniel C. Dennett geconcentreerd op zijn laptop te werken; hij moet zijn dankwoord nog schrijven voor het eredoctoraat dat hem aan de Radboud Universiteit verleend wordt. De van oorsprong rooms-katholieke universiteit eert een materialistische denker die bekendstaat als een van ‘de vier ruiters van het atheïsme’, samen met Christopher Hitchens, Richard Dawkins en Sam Harris.
Zijn bolle buik, twinkelende oogjes en lange witte baard geven hem een sprookjesachtige verschijning, om maar te zwijgen van zijn wandelstok. Als hij opstaat, gebruikt hij een anderhalve meter lange, licht gebogen tak die hij ooit gevonden heeft op een strandje. Hij heeft de namen van memorabele plaatsen die hij bezocht erin gegraveerd – van Catalonië tot Libanon, Groenland en Costa Rica. Hij houdt een plekje vrij voor Antarctica, zegt hij verwachtingsvol.
In zijn laatste boek, ‘Van bacterie tot Bach en terug’, komt zijn hele oeuvre samen. Met een aanstekelijk genoegen maakt hij aannemelijk dat er (bijna) niets mysterieus is aan het ontstaan van het leven, de menselijke geest en de ‘Mattheus Passion’ uit een zee vol microscopisch kleine eencellige wezentjes. Ook al woedt er in de filosofie (en daarbuiten) nog altijd discussie over de samenhang tussen lichaam en geest, Dennett meent de puzzel al enkele decennia gekraakt te hebben en kan tot in detail uitleggen hoe het bewustzijn ontstaan moet zijn als bijproduct van andere hersenprocessen.
Volgens Dennett is er naast de Darwinistische evolutie van genen ook een culturele evolutie van ‘memen’ (een theorie die zijn vriend Richard Dawkins als eerste compleet vastlegde). Memen zijn woorden, begrippen of culturele verschijnselen die zich volgens de wetten van Darwin gedragen en die onze geest voortdurend beïnvloeden en veranderen. “Onze hersenen veranderen in fysieke zin helemaal niet snel,” zegt hij. “Maar ons denken wél, dankzij de nieuwe denkgereedschappen die we uitvinden en die we via de taal en de cultuur doorgeven. Onze geest is als een smartphone waar we voortdurend nieuwe apps op downloaden. Net als bij die apps begrijpen we zelf niet hoe die denkprocessen werken, maar dat is ook niet nodig om ze succesvol te gebruiken en door te geven – denk maar aan de weg vinden met Google maps.”
‘Vermogen zonder begrip’ is een constante in Dennetts werk. Hij probeert iets van begrip aan te brengen over onze eigen vermogens. Aan degenen die tóch blijven volharden in wonderen of bovennatuurlijke mysteries, zou Dennett willen vragen om de wetenschappelijke verklaring eens een serieuze kans te geven – want het vergt inspanning om je eigen denkvermogen te begrijpen. En dat is niet altijd leuk. Dennett omschrijft zichzelf graag als de man die goocheltrucs uitlegt; voor wonderen en magie komen toevalstreffers en ‘ontwerpen zonder ontwerper’ in de plaats.
U bent een man met een missie – tegen mysteries, tegen God. In welk opzicht is uw missie geslaagd?
‘Eén van mijn missies was om de filosofie, of op zijn minst een deel ervan, te herenigen met de wetenschap – zoals het was in de zeventiende en achttiende eeuw. Dit is daadwerkelijk gelukt, en ik ben zeer verheugd over de vooruitgang op dat gebied. We krijgen nu een hele generatie interdisciplinaire filosofen die op de hoogte zijn van de laatste natuurwetenschappelijke inzichten en die dus volwaardige gesprekspartners zullen zijn in het onderzoek naar de vraag hoe het brein de geest produceert.”
Toen u begon was dit ondenkbaar?
“De wetenschappers die ik als jonge filosoof begon te vragen naar hun vorderingen, waren stomverbaasd dat ik geïnteresseerd was in hun onderzoek. En de belangrijkste denkers op verschillende gebieden waren zo aardig om mijn fouten te corrigeren en me hun zienswijze uit te leggen. Veel filosofen hadden in die tijd niet het idee dat filosofie en wetenschap iets met elkaar te maken hadden.”
De exacte wetenschap, bedoelt u?
“Ook de sociale wetenschappen. Als mensen mij vragen of er vooruitgang is in de filosofie, antwoord ik graag: filosofie heeft de wiskunde gecreëerd, de natuurkunde, de astronomie, biologie… enzovoorts. De tragiek is alleen dat veel filosofen die verbindingen zelf ook vergeten zijn.”
Hoe zou u filosofie definiëren?
“Je bedrijft filosofie als je nog niet weet wat de juiste vragen zijn. Als je de juiste vragen gevonden hebt, is het meestal aan iemand anders om ze te beantwoorden.”
Een ander deel van uw missie is nog niet geslaagd: religie is nog niet bepaald uitgestorven.
“Ach, dat thema zou in mijn leven nooit zo’n grote rol zijn gaan spelen zonder het theocratische gerommel in Amerika ten tijde van president Bush Junior. Het was voor mij geen optie om daar niet op te reageren, ik moest wel. En ik wilde geen geschiedenis van het atheïsme schrijven, dus schreef ik over culturele evolutie. Ik probeerde religie te benaderen als een natuurlijk fenomeen, om te kijken of religie geëvolueerd is volgens de wetten van culturele evolutie. En ja, dat bleek het geval te zijn.”
Kunt u een voorbeeld geven waar dit uit blijkt?
“Onderweg naar ons huis in Maine, passeerden we in die jaren een evangelische kerk met een billboard in de tuin met daarop de slim bedoelde tekst: ‘GOED MIN GOD = NUL’. Ik dacht: schattig, maar volkomen onjuist. God heeft niets te maken met goedheid. De overtuiging dat atheïsten slecht zijn en dat er een soort morele plicht bestaat om in God te geloven, behoort tot de meest verderfelijke staaltjes propaganda in de geschiedenis van de wereld.”
En behoorlijk succesvol.
“Precies. Dat is goed te verklaren vanuit Dawkins theorie van memetische evolutie. De reproduceerbaarheid van een meme, zoals een idee, hangt niet per se samen met de vraag of het een goed of juist idee is. Het kan zijn dat het idee uitsluitend heel besmettelijk is, zoals een oorwurm op de radio.”
Een idee dat zich gedraagt als een virus.
“Precies. Het kernidee van memetica is dat dat culturele begrippen, theorieën en woorden hun eigen mate van aangepastheid hebben. Dat kan voordelig uitpakken, maar ook nadelig. Denk aan een verbetering van pijl en boog, die zorgt voor effectievere jacht. Die verbetering in de techniek wordt cultureel doorgegeven en komt de populatie ten goede. Maar in het geval van een cultureel ‘virus’, een onjuist idee dat wel heel krachtig is, profiteert er niemand. Alleen het virus zelf.”
En dat is volgens u het geval bij religie?
“Als je over religie gaat nadenken als een zeer besmettelijke maar misschien niet erg goede gewoonte, komt de hele traditie in een ander licht te staan. Toen ik aan mijn boek over religie werkte, vroegen vrienden me vaak waar religie goed voor is, aangezien elke samenleving wel een vorm van religie kende. Ik antwoordde: elke samenleving heeft ook de griep gekend. Maar waar is de griep goed voor? Alleen voor zichzelf. De griep brengt ons niets goeds, het is een parasiet die onze lijven infecteert. En zo zijn er ook parasieten die je brein infecteren.”
Hoe is dat in het geval van religie ooit begonnen?
“Het is denk ik begonnen met de menselijke reactie op onrustbarende geluiden in de bosjes – ‘wat is dat, wie is daar?’ Je kunt voor je eigen bescherming beter iets té alert zijn dan te weinig alert. Dat is een instinct dat we delen we met andere zoogdieren. Maar bij mensen werd het verder ontwikkeld omdat wij taal kregen en de ervaring in ons hoofd bleef echoën. Dus als we door het bos liepen, moesten we wel bedenken dat er een boomgod was die kon praten, of een ander wezen dat in het enge, donkere deel woonde. De meest memorabele exemplaren, die in gesprekken terugkeerden, waren de overlevers. Zij waren het best te reproduceren. Iedere stam had zijn eigen kleine collectie van denkbeeldige elfen, aardmannetjes en wat dies meer zij. Dat zijn de voorvaders van de goden, de ‘wilde’ religies.”
Waarom bleef het daar niet bij?
“Toen sociale verbanden en kolonies uitgroeiden tot steden, werden de wilde religies gedomesticeerd. Het proces is vergelijkbaar met de domesticatie van wilde honden. Dat hebben die honden voornamelijk zelf gedaan. Ze hielden zich op in de omgeving van mensen en ze ontwikkelden een hogere tolerantie voor menselijke nabijheid. Aanvankelijk werden ze gedoogd, zoals we nu eekhoorns in de tuin gedogen. Ze stopten vervolgens met het paren met wolven. En geleidelijk aan werden ze deel van ons dagelijks leven. Zo is het met die fantasiefiguren uit het bos ook gegaan. Ze werden steeds meer deel van de cultuur, en ontwikkelden zich tot psychologisch sterkere ideeën. Een paar stappen verder en je hebt het polytheïsme en het monotheïsme.”
U bent protestants opgevoed. Hoe beleefde u het geloof in uw jeugd?
“Ik had geen specifieke slechte ervaringen, zoals Christopher Hitchens of Richard Dawkins. Ik was er wel in geïnteresseerd, maar ik besloot dat het onzin was. Ik liep er kalmpjes uit weg, zonder enig trauma. Het was niet intens. Het standaard-liberale protestantisme waar ik mee opgroeide was bijna niet te onderscheiden van atheïsme en humanisme. Er werd God-praat gebruikt, religieuze praat. We werden geacht te begrijpen dat je de Bijbel niet letterlijk moet nemen. Maar ik ken de hymnes en de gedichten.”
Geen enkel warm gevoel als u daar aan terugdenkt?
“Jawel. Ik heb een heleboel warme gevoelens als ik daar aan terugdenk. Een familietraditie was een jaarlijkse christmas carol party, waar we al onze vrienden bij uitnodigden. Ik heb veel in koren gezongen en ik hou van religieuze muziek. We zongen de meest bijbelse liederen, ‘Sweet As The Virgin Sang’, bijvoorbeeld. Het zingen van deze liedjes hoort tot mijn meest dierbare herinneringen. Maar daarvoor hoef je er niets van te geloven, je moet de traditie kennen.”
Maar als niemand er meer in gelooft, heb je ook geen traditie meer.
“Dat klopt. Mijn houding is in die zin heel esthetisch, en dat is eigenlijk verwerpelijk omdat het is alsof ik dankbaar ben voor iets.”
Dat kan toch?
“Ja, maar het is een beetje als zeggen dat je dankbaar bent dat de Azteken mensenoffers hebben gebracht en van die prachtige tempels hebben gebouwd.”
Dat lijkt me een stuk complexer.
“Niet echt. Als je de inquisitie in ogenschouw neemt en het antisemitisme en religieuze oorlogen, de kruisvaarten, discriminatie, angstige kleine kinderen met verhalen over hellevuur en doem, als je alle ellende die elke religie heeft geproduceerd erbij optelt, weet ik niet zo net of de balans positief is. Maar dat neemt niet weg dat er een hoop goeds in zit, voor veel mensen. Religies kunnen – in het gunstige geval – een thuis bieden aan mensen die geen thuis hebben. Als dat nu kon zonder al die negatieve aspecten…
Zoals in de religie van uw jeugd?
“Ja. Mijn oudere zus is op hoge leeftijd gewijd in de United Church of Christ. Ze was ook getrouwd met een dominee. Ze hadden een prachtig, liefdevol leven samen en ik ken geen beter mens dan mijn zus.”
Maar dat schrijft u niet aan de religie toe.
“Nee. Ik zou ervoor zijn dat andere partijen de goede dingen die religie doet overnemen, – buren helpen en arme mensen ver weg, zieken bezoeken, enzovoorts. Het zou mooi zijn als dat gedaan werd zonder de irrationaliteit en het doelbewuste vervagen van de grens tussen waarheid en mythe.”
Dan komt er alleen geen religieuze muziek meer bij.
“Dan maken we toch nieuwe muziek, maar dan op basis van verhalen die echt waar zijn? Wacht, ik zal je iets laten horen.”
Dennett pakt zijn laptop er weer bij en laat een fragment horen van het muziekstuk ‘Mind Out Of Matter’, waarin Dennetts stem de oorsprong uitlegt van religie, maar ook van de menselijke geest, op muziek die varieert van barok tot retro-funk. De Amerikaanse componist Scott Johnson wilde een wetenschappelijke pendant van religieuze oratoria maken en sampelde daarvoor TED-talks en audiofragmenten van Dennett. “Het heeft goede recensies gekregen, het is een prachtig stuk. Ik hoop dat er mensen zijn die het ook in Europa willen laten uitvoeren.”
Dit is wat u bedoelt als u zegt dat het begrip van de wetenschappelijke verklaring van het leven meer inspanning en verbeeldingskracht vergt dan de religieuze.
“Exact. Maar het is een stuk opwindender en interessanter. We hebben verhalen nodig die echt waar zijn.”
Is dat niet in tegenspraak met de functie van zingevende verhalen?
“Ik denk van niet. Ik denk dat de erosie van respect voor waarheid in deze tijd een van onze grootste problemen is. Dus ik wil geen mythes bevorderen, zelfs niet als ze in sommige opzichten nuttig zijn.”
Marc van Dijk © Trouw, 2018